Interview met Nihad Hrustanbegovic

woensdag 23 Mei

Het Parool – ‘Mona Lisa vatten is het moeilijkst’
Door: Erik Voermans 12 mei 2012

Accordeonist Nihad Hrustanbegovic heeft twaalf beroemde schilderijen op muziek gezet: Opus Magnum 12. Twaalf stukken in twaalf toonsoorten, in twaalf zalen in twaalf provincies. Op 18 mei speelt hij in het Concertgebouw. Nihad Hrustanbegovic is een accordeonist met een missie. Hij zal niet rusten voordat het accordeon een volwaardig concertinstrument is.” Nee, dat stadium is nog niet bereikt,” zegt hij met zijn aanstekelijke hese lach, “maar er wordt aan gewerkt.” Nihad Hrustanbegovic’ nieuwe programma, Opus Magnum 12, waarmee hij op 18 mei in de Kleine Zaal van het Concertgebouw staat, is in elk geval een krachtig pleidooi voor het instrument dat hij al bespeelt sinds zijn jongensjaren in Bosnië–Herzogovia, waar hij werd geboren.

Opus Magnum 12 omvat twaalf stukken van eigen hand, die alle zijn geïnspireerd op meesterwerken uit de schilderkunst. “Ik heb veel aan kunstschilders te danken, “ zegt Hrustanbegovic. “In 2003, toen ik net aan het conservatorium was afgestudeerd, woonde ik in Hengelo en daar kwam ik vaak in het café Het Lambooijhuis, het voormalige atelier van Theo Wolvekamp. Dat was een man uit de Cobra Beweging, een collega van Karel Appel. Dat café was een soort kunstenaarssocieteit. Die schilders daar zeiden heel vaak tegen mij: je moet je éigen werk gaan maken, want anders besta je niet. Dat heb ik ter harte genomen. Ik ben gaan componeren. En vaak met een schilderij als uitgangspunt. Beeldende kunst is sinds die tijd een onlosmakelijk deel van m’n leven. Mijn vriendin, Marloes der Kinderen, is kunstschilder, en we gaan samen vaak naar musea. Daarvan is Opus Magnum 12 een weerslag.” Opus Magnum 12 is ook een sterk staaltje van cultureel ondernemerschap. Toen hij eenmaal het kunsttijdschrift Palet als sponsor had weten te interesseren voor zijn nieuwe concertserie, had hij binnen een paar maanden twaalf concerten geregeld, in ‘de twaalf mooiste zalen van Nederland, in elke provincie een’. En zo kwam hij er ook op twaalf schilderijen te verklanken, waarbij alle twaalf de toonsoorten aan bod zouden komen.

“Het idee is niet nieuw nee, maar als je zo denkt had iedereen na Moesorgski’s Schilderijen van een tentoonstelling wel meteen kunnen ophouden. Dat is zo briljant, daar kom je nooit overheen. Zelfs niet naast. Ik heb het gewoon op míjn manier gedaan.” Om tot een keuze van de te verklanken schilderijen te komen sleepte hij alle denkbare boeken over beeldende kunst mee naar huis. “Uiteindelijk heb ik ze puur op gevoel gekozen. Welke raakten me het meest?” Zo kwam hij onder meer Van Goghs Amandelbloesem , Victory Boogie Woogie van Mondriaan, Guernica van Picasso, Mona Lisa van Da Vinci, Toonbeeld van Theo Wolvekamp, L’enfant à l’accordéon van Léger en Kinderen der zee van Jozef Israëls. “Ik was zo ontroerd over hoe die kinderen naar dat bootje kijken op het schilderij van Jozef Israëls. De Hollandse melancholie, daar zocht ik naar. Grijze luchten. En zo heeft elk schilderij een eigen karakter, en dat wilde ik raken, zonder de afkomst van de schilder uit het oog te verliezen. Picasso was een Spanjaard, Da Vinci een Italiaan, Léger een Fransman en dat moet allemaal hoorbaar zijn.”

De toehoorders krijgen de schilderijen ook te zien. “Ik dacht eerst aan projecties op een scherm, maar daar zaten auteursrechtelijke consequenties aan. Dus ik heb het nu opgelost door twaalf mooie reproducties te kopen, die dus mijn eigendom zijn, en die zet ik tijdens het concert op een expositie–ezel op het podium.” Hoe ging hij te werk bij het bepalen van de toonsoorten? Het antwoord is ontnuchterend: ‘Eigenlijk past elke toonsoort bij elk schilderij. Victory Boogie woogie staat in B. Maar dat kan majeur zijn of mineur, of wat dan ook. De Guernica begint in Es, met een flamencotoonladder, en ook nog op een marche funèbre.” Wat was het moeilijkste schilderij om muziek bij te vinden? “De Mona Lisa. Dat is geen dubbelzinnig schilderij, maar triplezinnig. De makkelijkste was L’enfant à l’accordeon van Léger. Ik zag daarin iets wat ik onmiddellijk herkende. Is hij nou wel of niet blij dat hij die accordeon bespeelt? Dus daar werk ik afwisselend met mineur en majeur, om dat uit te drukken. Léger heeft iets cubistisch en mechanisch. Dat heb ik vertaald door met ricochets en tremoli te werken, zodat er een mechanische klank komt. Maar iedereen moet zelf maar bepalen of ik het goed heb getroffen of niet.”

Kijk hier voor meer informatie over dit concert.


Terug naar overzicht

nieuwsbrief - Aanmelden

Wilt u ook onze nieuwsbrief ontvangen? Meld u dan nu aan!