Voorjaarsconcert - Zeeuws Orkest - De 4e symfonie van Bruckner
zondag 17 Maart
Anton Bruckner (1824-1896) was de zoon van een onderwijzer uit het Oostenrijkse Ansfelden. Van een baantje als hulponderwijzer kon hij nauwelijks leven. Hij schnabbelde er ’s avonds als cafémuzikant dan ook een paar centjes bij. Zijn geluk vond hij als kerkorganist. Bruckner was dertig jaar toen hij werd benoemd als organist van de Dom van Linz. De verlegen componist en organist was altijd op zoek en vaak verliefd op voor hem onbereikbare meisjes en vrouwen. Bruckner heeft van veel mensen les gekregen. Als componist werd vrijwel elk werk van hem door de critici weggehoond. Maar niet alleen muziekcritici hadden het op deze eenvoudige en hard werkende musicus gemunt: na premières zochten toeschouwers Bruckner op om hem vervolgens uit te jouwen en uit te fluiten.
Ook in Nederland was het maar matig gesteld met de populariteit van de Oostenrijker. Zijn Symfonie nr. 4 in Es uit 1874 werd zeer gereserveerd ontvangen. Het werk was groots van opzet, breed van thematiek en tot het oneindige doorgewerkt. Een journalist had zelfs medelijden met het aanwezige publiek! Het waren de Nederlanders die in het midden van de twintigste eeuw voorop liepen en Bruckner en Mahler op handen droegen. Vooral de dirigenten Eduard van Beinum en Bernard Haitink gaven prachtige uitvoeringen met het Amsterdamse Concertgebouworkest.
Bruckner zelf omschreef het eerste deel van zijn Symfonie 4 als volgt: ‘Een middeleeuwse stad in de ochtendschemering. Klokgelui in de ochtend. De stadspoorten gaan open. Op vurige paarden rijden de ridders naar buiten, de betovering van het bos met boomgeruis en vogelgezang bevangt hen. Zo ontwikkelt zich een romantisch tafereel’. Zijn liefde voor de koperblaasinstrumenten met name de hoorn steekt hij in dit werk niet onder stoelen of banken. Bruckner noemde deze symfonie zelf de romantische symfonie. Een langgerekte symfonie die maar liefst zeventig minuten duurt.
Terug naar overzicht